Even voorstellen..
Marjolein Veerbeek, van huis uit sociaal psycholoog, is kwartiermaker GGZ bij 113 Zelfmoordpreventie en ondersteunt SUPRANET GGZ (SUïcide PReventie Actie NETwerk GGZ) op het gebied van praktijkverbetering. In die ondersteuning werkt zij samen met Josine Rawee, data scientist en onderzoeker bij 113 Zelfmoordpreventie. Lizanne Schweren bekijkt als senior onderzoeker bij 113 Zelfmoordpreventie onder anderen hoe de gegevens die binnen SUPRANET GGZ worden verzameld gebruikt kunnen worden voor wetenschappelijk onderzoek.
113 Zelfmoordpreventie is een nationaal expertisecentrum op het gebied van zelfmoordpreventie, dat 24/7 hulp biedt aan mensen met suïcidale klachten, wetenschappelijk onderzoek doet, en maatschappelijke projecten rondom suïcidepreventie ondersteunt en aanjaagt. Een voorbeeld hiervan is de ‘vraagmaar’ training: een online module voor iedereen die wil leren hoe je het gesprek over zelfmoord kunt aangaan.
Wat is SUPRANET GGZ?
Marjolein: Voorkomen dat de patiënten van de zestien aangesloten instellingen eenzaam en radeloos sterven door zelfmoord, door te leren en verbeteren op basis van kwaliteitsinformatie, dat is het doel waarmee we zijn opgericht. Met alle aangesloten ggz-instellingen hebben we indicatoren op het gebied van suïcidepreventie (bijvoorbeeld het aantal cliënten met een veiligheidsplan of het aantal cliënten bij wie een naaste wordt betrokken bij de behandeling) afgestemd. Instellingen leveren handmatig data aan en krijgen daar tweemaal per jaar feedback op in de vorm van rapportages. Zo kunnen ze kijken hoe ze presteren op die indicatoren en kunnen ze zich tevens met de andere instellingen vergelijken. Hierbij is te zien om welke instelling het gaat. In het geval van suïcides en pogingen gaat het om de aantallen per 100.000 cliënten, dus is het cijfer gecorrigeerd.
Met deze rapportages willen we instellingen handvatten geven om intern suïcidepreventie te verbeteren. Als actienetwerk stimuleren we daarnaast verder uitwisseling tussen de aangesloten instellingen: we hebben een jaarlijkse deelnemersdag, organiseren online uitwisselbijeenkomsten en hebben een aantal verbetertrajecten opgezet waarvan we de geleerde lessen binnen het hele netwerk delen.
Lizanne: We stimuleren instellingen om actie te ondernemen op de gegevens die we ophalen. Als je naar de data kijkt over het percentage suïcidale mensen met een veiligheidsplan, dan zie je enkel een cijfer. Scoort jouw instelling daarop relatief laag, dan kun je hierop concreet actie ondernemen door advies in te winnen bij een instelling die wel hoog scoort. Dat leidt niet direct tot een hoger percentage, maar - zo hopen we - kan op termijn wel tot verbetering leiden. Elke suïcide is er een te veel, dus ook kleine verbeteringen zijn belangrijk.
Gebeurt dat contact leggen ook daadwerkelijk?
Josine: Dat is ons ideaalbeeld, maar ik denk dat het nog niet genoeg gebeurt. Vergelijken met andere instellingen ligt gevoelig in de ggz, dat lijkt op dit moment nog lastiger dan in de somatische zorg.
Marjolein: We bestaan nu vijf jaar als netwerk. Door cijfers aangespoord worden om te verbeteren en te vergelijken is een proces van groei en ontwikkeling waarin wij een stimulerende rol spelen. We willen enthousiasmeren en ervoor zorgen dat mensen elkaar weten te vinden, daarin zijn die uitwisselbijeenkomsten heel belangrijk.
Wat zijn ambities binnen SUPRANET GGZ?
Lizanne: We hebben onszelf in de komende jaren als concreet doel gesteld om de registratie van suïcidepogingen te verbeteren, zodat we een beter beeld krijgen van wat er gebeurt met patiënten die onder behandeling zijn en een zelfmoordpoging doen. Om hoeveel mensen gaat het, hoe vaak komt een poging voor, en wat gebeurt er vlak daarvoor of daarna? Dit blijkt - heel begrijpelijk - een heel moeilijk vraagstuk. Voordat we kunnen gaan meten, moeten we een eenduidige definitie hebben van een suïcidepoging. Er zijn veel variabelen: had de patiënt bijvoorbeeld echt de intentie om te sterven of gaat het om zelfbeschadigend gedrag? In veel instellingen wordt al gemeten, maar als de definitie niet bij elke instelling hetzelfde is kun je de cijfers eigenlijk al niet goed met elkaar vergelijken. Goed meten is in de ggz extra lastig. In de somatische zorg is de gezondheid van een patiënt af te lezen aan de grootte van een tumor of aan waarden in het bloed. Maar hoe meet je op een eenduidige manier de ernst van iemands suïcidale gedachten?
Marjolein: Een grote wens is misschien wel het werken met gegevens op individueel patiëntniveau in plaats van op groepsniveau. Zulke informatie geeft veel meer inzicht in wat belangrijk is voor welke patiënt. Bovendien kunnen we daarmee inzoomen op afdelingen of teams waarin het goed gaat of juist minder goed.
Lizanne: Het klinkt eenvoudig om die overstap te maken, maar dat is het niet. Suïcide is - gelukkig - relatief zeldzaam. Hierdoor is data snel herleidbaar, zelfs wanneer je denkt dat deze geanonimiseerd is. Als je bijvoorbeeld weet of de overledene een man of een vrouw is, welke leeftijd daarbij hoort en in welke maand de suicide plaatsvond, kun je – zeker in het huidige informatielandschap – in sommige gevallen de identiteit van de overledene achterhalen. Dat is natuurlijk niet wenselijk. Voor de zekerheid verzamelen we daarom op dit moment alleen geaggregeerde data op groepsniveau. Om te onderzoeken hoe we in de toekomst met dit probleem moeten omgaan, zijn we bezig een DPIA (Data Protection Impact Analysis) op te stellen, deze is wettelijk verplicht bij het verzamelen van persoonsgegevens. We brengen precies in kaart welke variabelen we willen verzamelen, hoe we de data veilig en zorgvuldig opslaan en welke partijen bij dit proces betrokken zijn. Dat plan leggen we voor aan een juridische partner. Zij adviseren ons over de mogelijkheden.
Josine: Ook op onderzoeksgebied willen we graag meer doen. We hebben veel informatie over de ggz die we tot op heden vooral gebruiken om feedbackrapportages mee te maken. We zijn bezig met een onderzoeksvoorstel om meer in te zoomen op specifieke groepen, bijvoorbeeld mannen van middelbare leeftijd - een groep die oververtegenwoordigd is in de suïcidecijfers. We willen meer informatie in kaart brengen over de zorg die zij krijgen. Is deze groep ook in de ggz oververtegenwoordigd of zijn ze juist minder in behandeling dan andere groepen? Op die manier vertalen we de bevindingen van het SUPRANET GGZ-netwerk naar de klinische praktijk.
Meer informatie:
Website SUPRANET GGZ