Het mag geen verrassing zijn dat het Integraal Zorgakkoord in de discussie - net zoals in de openingssessie van 5 jaar Linnean - onderwerp van gesprek is. Panelleden Mark Kramer (Amsterdam UMC), Willemijn Krol (Zorginstituut Nederland), Vincent Pelgröm (NZA), Stephanie Daleweij (Coöperatie VGZ) en Theo Koster (patiënt) kregen dan ook als eerste vraag:
Wat vind jij het belangrijkst in het Integraal Zorgakkoord?
Mark Kramer: “Het is positief dat we tegen elkaar zeggen dat samenwerken in de zorg helpt. Dat de concurrentie blijft bestaan is dan weer een grote tegenstrijdigheid. De COVID-pandemie is een zegen geweest als ik kijk naar netwerksamenwerking in de regio.Op vrijdag 13 maart 2020 riepen we de crisisorganisatie uit. We moesten gezamenlijk een groot aantal bedden beschikbaar stellen. Tot dat moment was het aantal inzetbare bedden een bedrijfsgeheim. Elke crisis wrikt dingen open die altijd dicht bleven.”
Willemijn Krol: “Voordat we als beleidspartijen passende zorg gaan toepassen, moeten we passende zorg intern bezigen. Daarnaast ben ik blij dat duurzaamheid een plek heeft gekregen in het zorgakkoord. Niet alleen in de zin van de voetafdruk, maar ook het anders nadenken over gezondheidszorg. De niet verleende zorg is de belangrijkste zorg.”
Vincent Pelgröm: “Het IZA gaat over samenwerking, dat is mooi. We moeten met elkaar bewegen naar diversificeren, daarom is het opvallend dat het zorgakkoord bijna niet over bekostigen staat. Het DBC-systeem is geënt op de professional, niet op de patiënt en niet zozeer op waarde. We hebben de ambitie om van de DBC af te gaan. De beweging naar bekostiging moet bottom-up gebeuren.”
Stephanie Daleweij: “Er komt een verandering aan in de organisatie van zorg: het wordt domeinoverstijgend, we gaan meer samen doen. De bekostiging moet de zorg volgen. Het wijzigen van een bekostigingsstelsel is niet per se de oplossing, maar er moet wel iets veranderen. De toegankelijkheid van de zorg staat onder druk: de stakeholders moeten daarom samenwerken.”
Theo Koster noemt grappend dat de patiënt al op bladzijde 1 van het zorgakkoord wordt genoemd: “Samen met de patiënt continu leren en verbeteren, lees ik. Ik ben bang dat de patiënt overvraagd wordt. Er wordt een verwachting neergelegd die zeker 80 procent van de patiënten niet waar kan maken. We moeten het kleine groepje professionele patiënten dat we koesteren, maar we moeten onze verwachtingen bijstellen.”
Met het beantwoorden van de vraag over het Integraal Zorgakkoord was het tijd voor de discussie aan de hand van een aantal stellingen.
Stelling 1: ‘Nieuwe uitkomstmaten spelen een rol bij het bepalen van de effectiviteit’
Willemijn: “Passende zorg gaat ook over heel veel afleren. Wat we vandaag hebben geleerd, is dat zorginhoud veel breder is dan hoe we er tot nu toe over spraken. We moeten veel meer de context van de patiënt persoonlijk en die van de samenleving meenemen. Die transitie moeten we maken. Daarop volgen nieuwe uitkomstmaten, die verder gaan biomedische uitkomstmaten.”
Daarbij sluit Edwin de Beurs (in de zaal, Linnean werkgroep GGZ) zich aan: “We moeten niet te ingewikkeld denken over die maten. Meet wat je beoogt te bereiken, in de ggz is dat bijvoorbeeld de kwaliteit van leven.”
Stelling 2: ‘Over 5 jaar betalen we niet meer voor productie, maar voor uitkomsten van zorg’
Zonder pessimistisch te zijn, denk ik dat dit überhaupt niet haalbaar is, aldus Stephanie. “De contractering biedt ruimte, maar we moeten tegelijkertijd gaan bekostigen op waarde. Die waarde moeten we vaststellen met de stakeholders in het zorgveld. De NZA geeft ons met steeds meer betaaltitels mogelijkheden om bijvoorbeeld meer innovatieve dingen wel te kunnen inkopen. Ik ondersteun hartgrondig het minder betalen voor productie. Via contractering kunnen we daar het snelst stappen in zetten.”
Vincent haakt in op de waarde van contracteren: “Als je de kwaliteit wilt verbeteren in de medisch-specialistische zorg, dan moet je daar samen een meerjarenperspectief voor maken. Maak afspraken in de vorm van een contract.”
De discussie belandt daarna in een volgend hoofdstuk, met de vraag ‘wat is de langetermijnvisie van de zorg?’. Pien Naber (in de zaal, Linnean werkgroep Bekostiging): “De belangenorganisaties in Nederland zijn nu heel erg bepalend. Dat is jammer, want dat kan remmend werken voor waar we naartoe willen. Als we onze langetermijnvisie bepalen, kom je los van die belangen: het gaat om onze kinderen waarvoor we goede zorg willen. Voor Linnean heb ik hierover nagedacht, samen met Mart van de Laar en Kees Ahaus. We gaan de kennis uit Nederland en het buitenland samenbrengen, met als hoofdvraag ‘wat is goede zorg?’ De stip op de horizon voor dat project is 2050.”
Stelling 3: Het ziekenhuis verdwijnt als full-service instituut
Een stelling waarover alle panelleden het eens zijn. Fenna Heyning (in de zaal, Linnean Raad van Advies) heeft een boek geschreven over dit onderwerp licht toe: “Heel veel dingen die we nu nog in het ziekenhuis doen, kunnen we veel beter daarbuiten doen. De medisch-specialistische zorg zal altijd nodig blijven, maar de vorm waarin we die geven gaat veranderen. Net zoals we dat in andere sectoren gezien hebben, de financiële sector, de toerismesector. Dat Amazon en Bol.com er zouden zijn, konden we ons ook niet voorstellen.”
Stelling 4: ‘Zonder de patiënt geen innovatie’
Theo: “Veel innovaties worden ontwikkeld in het laboratorium, daar is geen patiënt bij betrokken. De oorsprong van innovatie moet uit de wetenschap komen, maar je hebt vervolgens patiënten nodig die de innovatieve behandeling willen ondergaan.” Theo noemt een voorbeeld van een innovatie die voortkomt uit de interactie tussen zorgverlener en patiënt: “Een man met Parkinson die langzaam op gang kon komen. Ze lieten hem muziek van Björk horen - die vond hij vreselijk - maar die muziek zat op 110 beats per minuut. Door dat ritme liep meneer vloeiend.”
Stelling 5: Het Linnean Initiatief is nog niet klaar
Het slotakkoord van de discussie en daarmee van de avond komt van Arie Franx. “We hebben altijd gezegd: zodra we het de klus geklaard hebben, heffen we onszelf weer op. Ik denk dat het nog steeds goed is om een podium voor discussie te organiseren, naar elkaar te luisteren, kennis te maken en te delen. We zijn als Linnean dus nog niet klaar.” De aanwezigen in de zaal zijin het daarmee eens.